(20.04.1940, Enschede, Nederland)
Jan Cremer werd geboren aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Na de moeilijke oorlogsjaren in Enschede kwam Jan Cremer onder rijksvoogdij te staan. Op veertienjarige leeftijd ging hij de fabriek in. Een veelzijdige jeugd volgde. Zo werkte hij als leerling-graficus en als pottenbakker, terwijl hij ook reeds verhalen schreef en illustreerde, die hij in een zelfgemaakte krant publiceerde. Bij een reclameschildersbedrijf deed hij zijn eerste materiaalkennis op en tekende en schilderde op alles wat hij maar te pakken kon krijgen. Reeds op jonge leeftijd was Jan Cremer een origineel en bezeten kunstenaar, die er alles voor over had om te kunnen werken. Bij zijn eerste eenmanstentoonstelling in galerie De Posthoorn in Den Haag in 1958, spraken de critici - nauwelijks bekomen van de rellen rondom CoBrA - van een 'woest beest'. Een jaar later exposeerde hij in het Haags Gemeentemuseum. In 1960 volgde het Stedelijk Museum in Amsterdam. In 1960 volgde het Stedelijk Museum in Amsterdam.
Drie jaar verbleef hij vervolgens op Ibiza, verbonden aan de 'Grupo Ibiza'. Intussen werkte Cremer aan zijn eerste boek 'Ik Jan Cremer', dat in 1964 in Nederland verscheen, een ware cultuuromslag veroorzaakte en sindsdien in miljoenenoplage in vele talen werd gepubliceerd. Ook volgden er meer dan honderd tentoonstellingen van zijn beeldende kunst in binnen- en buitenlandse musea en galeries.
Met de eerste opbrengsten van zijn boek vertrok Cremer eind 1964 uit Nederland. Hij nam zijn intrek in het Newyorkse Chelsea Hotel, een kunstenaarshotel waar in de jaren vijftig onder anderen Willem De Kooning, Brendan Behan en Dylan Thomas residentie hielden en in de jaren zestig vele Europese kunstenaars, onder wie de Franse nouveau réalistes Tinguely, Niki de Saint Phalle en Arman. In het Chelsea zette Cremer zich weer aan het schilderen. Hij liet de abstracte stijl van de 'peinture barbarisme' vallen voor doeken van tulpenvelden en andere aspecten van het Hollandse landschap.